Gelegenheidsteksten

1. Vrijzinnigheid 2.0

(Deze tekst is uitgesproken geweest op het VUB-congres gehouden op 24 mei 2016 – wie liever kijkt en luistert dan leest hieronder de opname)

Het is geen geringe vraag die mij wordt voorgelegd: hoe ziet een vrijzinnigheid voor de toekomst eruit? Wel, laat ons geen tijd verliezen met al te veel randbeschouwingen en meteen het antwoord helder en duidelijk formuleren zodat er niet de minste twijfel kan over bestaan: ik heb werkelijk maar dan ook werkelijk geen idee! ’t Spijt mij, maar ik zou het werkelijk niet weten. Waarmee alles gezegd lijkt te zijn. De voorzitter kan nu al afsluiten, we kunnen het glas heffen en proberen door de betogingsdrukte heen terug thuis te geraken. Ik weet het wel, u denkt zo kennen we hem, altijd een mens op een verkeerd been zetten en dan toch out of the blue met een antwoord komen. Dus, komaan Jean Paul, zeg het, wat zal de vrijzinnigheid van de toekomst zijn? Het is juist dat ik deze techniek vaak toepas – en uiteraard ben ik er op dit eigenste ogenblik mee bezig, dat heeft u even uiteraard al gemerkt – maar deze keer meen ik het wel maar dat laatste kan u dus best maar niet geloven. Ach, wat is het spel van de retoriek toch een subliem spel, best te vergelijken met het liefdesspel waarvan de aanloop ook wat lang kan uitvallen maar dan wel in het volle besef dat het hoogtepunt nog moet komen. Als u het niet erg vindt zal ik deze analogie niet verder uitwerken hoewel, hoe je het ook draait of keert, seksualiteit, erotiek, liefde en de kunst van het minnen zullen deel moeten uitmaken van welke vorm van vrijzinnigheid ook. Geen geest zonder lichaam. Zeker als blijkt dat een deel van ons brein in onze darmen zit en van daaruit de zaak bestuurt. Het geeft de uitdrukking “shit happens” een totaal andere betekenis. Maar ernstig nu want dit gaat duidelijk nergens heen. Laat ik toch even de academische stijl proberen.

Het uitstippelen van een vrijzinnigheid voor de toekomst is een moeilijke kwestie die maar ingevuld kan worden indien we voldoende kennis hebben over die toekomst want slechts gewapend met die kennis kunnen we ons een beeld vormen van die toekomst. Maar wat betekent het om voldoende toekomstige kennis te hebben? Het is Karl Popper die er ons op gewezen heeft dat zich hier een merkwaardige paradox manifesteert. Want als ik mij een idee kan vormen van toekomstige kennis dan wordt daardoor die kennis actuele kennis want, als ik nu al weet wat men ooit zal weten, is het niet langer een toekomstig weten. Neem het extreme geval. Als iemand beweert dat in 2052 in de wiskunde de Riemann-hypothese zal bewezen worden én bovendien beweert dat hij of zij dat weet én als weten betekent dat er een bewijs moet zijn dan hebben we dat bewijs nu al en hoeven we niet te wachten tot 2052. Dit betekent dat één van de belangrijkste elementen om een zicht op de toekomst te krijgen intrinsiek beperkt is. We zouden nu moeten weten wat men zal weten in de toekomst en dat is nu uitgerekend paradoxaal. Er zal dus onvermijdelijk een grote dosis onwetendheid meespelen. En dus ook een grote dosis onvolledigheid. En dus ook een grote dosis onzekerheid als we tot handelen moeten overgaan. En toch moeten we handelen want er is een wereld die moet gerund worden. Ik moet toegeven dat die academische stijl toch echt zo slecht niet is want ik ben nog maar een paar minuten bezig en we hebben al een aantal kerningrediënten voor een toekomstige vrijzinnigheid bij elkaar gesprokkeld. Alleen dat al toont, meen ik, het nut aan van universiteiten waar deze stijl gekoesterd wordt. En surplus hebben we eindelijk een vertrekpunt.

Wij zijn mensen en slechts mensen maar ook precies dat, mensen. Mensen met onvolkomenheden, met onwetendheid, onzekerheid en onvolledigheid én die gezamenlijk een leven moeten leiden. Zeg maar imperfecte wezens die zich hiervan ten volle bewust zijn en toch proberen er iets van te maken. Klinkt goed, vind ik. Zonder probleem zou hier nu een betoog passen over bescheidenheid in de roekeloosheid, nuchterheid in de extase en realiteitszin in de wildste verbeelding, en zo meer. Maar ik doe het niet want er is iets wat mij verontrust en dat is niets minder dan de maatschappij, zeg maar wereldmaatschappij waarin we ons bevinden. Tenzij ik mij zwaar vergis zie ik daar duidelijk een weigering om die onwetendheid en onvolledigheid te aanvaarden. Laat ik dit kort even uitwerken.

Doordat het mogelijk geworden is om grote datasets (“big data”) te analyseren wordt het mogelijk om steeds betere voorspellingen te maken of, indien dat niet lukt, toch op zijn minst steeds meer cijfermateriaal aan te leveren. Het klassieke voorbeeld van Amazon dat uw preferenties netjes opvolgt om in functie daarvan uw volgende aankoop bij te sturen – “mensen die dit product hebben gekocht hebben ook dit product gekocht” en, verdomme, het klopt nog ook – is ondertussen al helemaal achterhaald want we spreken nu over het “internet van de dingen” (“The Internet of Things”) en over real life monitoring. Gevolgd worden in het grootwarenhuis terwijl u inkopen doet. U door apps tijdens de slaap laten volgen om te zien of u aan de “juiste” slaap bent geraakt. Daar is, voor alle duidelijkheid, in principe niets mis mee. De kennis is er, waarom zouden we ze niet gebruiken? Dit argument is voldoende bekend en laat ons dan maar even abstractie maken van privacy en andere maatschappelijke problemen. Ja, het zou wel leuk zijn indien er een apparaatje of een chip in mij zou zitten dat mij waarschuwt wanneer een hartaanval op komst is (uiteraard in de hoop dat het toestelletje goed werkt). Maar ja, dan krijg je toch een hartaanval van het verschieten van het valse bericht dat je een hartaanval gaat krijgen. Dus hoe dan ook het werkt.

En ja, als ik lezingen ga geven in het wijde Vlaamse landschap en bij momenten is het echt wel wijd en weids en vermits de conversatie met de koe in de wei van dat weidse landschap niet veel oplevert, is het wel leuk om vooraf Google maps te raadplegen, zelfs een virtuele wandeling door dat nog steeds weidse landschap te maken en, uiteraard nog beter, in real life de instructies van de app te volgen en uit te komen in Waterschoot terwijl ik eigenlijk in Waarschoot moest zijn. Maar kijk, dat is duidelijk, de zwakke zo niet de zwakste schakel in dit mooie en wijdvoerig verhaal ben ik natuurlijk. Tenzij er een app kan bedacht worden die mijn gewoontes leert kennen en mij zal vragen waar precies ik in het wijde en weidse Vlaamse landschap moet zijn. Kortom, het is allemaal fantastisch en dat meen ik ook maar het opent de poort naar een curieuze wereld die wel meent dat perfectie hier en nu haalbaar is. Dat, als ik in dat eentonige landschap (want het is zo weids) verloren loop is dat in eerste instantie mijn fout is (ik vermijd uitdrukkelijk het woord ‘schuld’ want zowel theologie als economie wil ik voorlopig nog even buiten mijn discours houden.) De uitdrukking spreekt voor zich: ik had beter kunnen weten. De kennis is er en het wordt onverantwoord om er geen rekening mee te houden. Ook al is in sommige gevallen die kennis zeer dubieus. Mag ik in het waanzinnige tv-programma “Blind getrouwd” hiervan een uiting zien? Op basis van kennis (via een vragenlijst) van de twee betrokken mensen uitmaken of ze samen horen of niet? Vraag 26: “Ik ben een erg seksueel persoon”. Geef een score van 1 (niet waar) tot 7 (waar). Zullen we voor 4 gaan, schoon in ‘t midden? Is dit nu al niet op zich een kwestie om volle aandacht voor te hebben dan is er een tweede die eraan vasthangt.

Die kennis die ons moet toelaten om een zo volledig mogelijk beeld te hebben en om derhalve zo veel mogelijk te kunnen voorzien, is een kennis die uitbesteed is. Het is een weten dat niet meer van het individu zelf uitgaat maar aangeleverd wordt. Ik weet het, een nieuw probleem is dit niet. Het is al een eeuwigheid zo dat ik en ik alleen het allemaal niet meer weten kan en dus dat ik mij moet verlaten op externe bronnen maar nu lijkt het alsof er zelfs geen keuze meer te maken valt voor mij. Uiteraard wil je gezond wezen dus ga je toch alles doen om gezond te zijn? Uiteraard moet je slechte eetgewoontes afleren en gezond eten, ja toch? Uiteraard moet je je geld zo goed mogelijk beleggen, hier of in Panama, om er het maximum uit te halen? Ja, of toch al iets minder? De apparaten rondom mij zeggen mij wat ik moet doen maar tegelijkertijd wordt de verantwoordelijkheid volledig bij mij gelegd.

Ik ken geen waanzinniger voorbeeld van wat ik hier probeer te zeggen dan een gadget, genaamd de HapiFork. Een vork die als er te snel wordt gegeten een lampje laat branden zodat je meteen kan tussenkomen (ik vermoed om trager te eten tenzij te traag ook een lampje laat branden). Handig, zo wil de reclame het, voor moeders die zo kunnen checken of hun kinderen – ja, de website schittert niet echt door een gender-vernieuwende denkwijze – niet te snel eten aan de ontbijttafel. Mag ik hieruit afleiden dat moeders door het moeder-zijn visueel uitgedaagd zijn? Dat ze zelf niet meer kunnen zien aan welke snelheid hun kind voedsel naar binnen werkt? Ik kan er hier en nu helaas niet over uitweiden maar het heeft ook te maken met de objectiviteit die toestellen in tegenstelling tot mensen lijken uit te ademen. Wat valt er te verkiezen? De weegschaal in de badkamer die ‘objectief’ een gewicht aangeeft dat dicht in de buurt van de magische BMI 25 komt of een goede vriend of vriendin die beweert de indruk te hebben dat er de laatste weken precies een paar kilo’s zijn afgegaan en dat zegt om in de gunst te komen. Een gps of een bijzit met kaart die vraagt om op het rond punt nog een toertje te maken? Hoewel ik er rekening mee houd dat in de toekomst er beleefde weegschalen zullen komen en twijfelende gps-en.

Dit alles bij elkaar genomen leidt tot een heel curieuze paradox, als het ware de tegenhanger van de Popper paradox. We hebben nu alle kennis, zo veel als we willen, zo snel als we willen, maar we handelen zelf niet meer, we worden als het ware gehandeld, indien niet verhandeld. We geven onze autonomie op maar blijven aanspreekbaar op onze zogenaamde handelingen. Om in te zien hoe paradoxaal dit fenomeen mogelijk is, is, denk ik, één term cruciaal: risico. Een authentieke handeling, welke eigenschappen ze ook moge hebben, veronderstelt het nemen van een risico, een uitdaging, een kans of falen en mislukken, het durven springen, het zin hebben om ervoor te gaan, enzoverder. Wie falen en mislukken zegt, zegt een niet verwachte afloop van de toestand en wie dat zegt, zegt onvolledige kennis en we hebben de cirkel gesloten. Willen we authentiek kunnen handelen dan mogen we niet alles weten. Willen we mens zijn dan moeten we een zekere graad van onwetendheid koesteren. Ai, ik hoor het al: “Wat? Dat kunt ge toch niet menen? En wat dan met Scientia Vincere Tenebras? Moet het dan Scientia Vincere Tenebras sed non Semper worden? Natuurlijk niet maar laat ons de dingen goed van elkaar onderscheiden.

Handelen in gedeeltelijke onwetendheid is onvermijdelijk maar daar waar kennis een rol kan spelen is ze uiteraard gewenst. Die twee uitspraken gaan perfect samen, alleen lijkt de eerste op dit ogenblik op de achtergrond te verdwijnen. Bovendien zit er ergens een optimalisatieprobleem verborgen. Geen onwetendheid werkt verlammend, totale onwetendheid werkt even verlammend, dus zit er ergens per situatie een optimum: net voldoende onwetendheid om het handelen niet uit te sluiten maar in een poging om de kans op mislukken voldoende laag te houden. Liever ten onder gaan dan lijdzaam te ondergaan. Maar hoe hiermee om te gaan? Ik wil graag een sleutelwoord lanceren: dwarsdenkerij. Is vrijzinnigheid 1.0 tot en met 1.10 – ik heb geen idee hoeveel verschillende versies er al in omloop zijn geweest maar 10, enfin 11 om precies te zijn, lijkt mij een meer dan veilige ondergrens – gekenmerkt geweest door vrijdenkerij dan zal vrijzinnigheid 2.0 als kenmerk de dwarsdenkerij in het vaandel voeren. Dwarsdenken veronderstelt dat er een denken aanwezig is dat dwars kan gedacht worden, als ik het zo mag zeggen. Het smeekt om een engagement tegenover de ander. Het is wanneer iedereen in de ene richting kijkt, erop wijzen dat er nog richtingen zijn. Het is wanneer iemand meedeelt dat we alles weten, er fijntjes op te wijzen dat men iets vergeten is. Het is wanneer beweerd wordt dat dit of dat in het algemeen belang is, de vraag te stellen wat het algemeen belang er zelf van vindt. Dwarsdenken gaat vaak tegen de haren in maar dat moet dan maar en dat kan bovendien bijzonder aangenaam zijn, dat weten we allemaal, zowel voor de één als voor de ander.

Ik moet afronden want ik zie dat mijn tijd erop zit. Zo gehoorzaam ben ik dan toch wel weer, blijkbaar. Dit is amper het begin van wat vrijzinnigheid 2.0 zou kunnen zijn. Maar goed, eigenlijk hebben we al een aanzet van een methode: het dwarsdenken. Wat betekent het om dwars te denken in economie, in politiek, in maatschappelijke kwesties, in religie en in filosofie? Eerlijk gezegd – en ik zei het al in het begin van mijn uiteenzetting – ik heb geen idee maar dat moet ons niet tegenhouden om samen dwars te denken. Oh ja, toch nog één ding. Hoe we het ook doen, alstublieft, laat het ons schoon doen. Laat het behaaglijk zijn, gun de retoriek het hele spelveld. Mag ik het als volgt samenvatten in één enkele slotzin?

Laat vrijzinnigheid 2.0 de Kama Sutra van de dwarsdenkerij zijn.

2. Onrust? Rustig maar!

(Deze tekst is uitgesproken geweest op de Dag van de Filosofie, gehouden in Gent op 25 maart 2017. Mij valt de eer te beurt om een openingscolumn te mogen presenteren. Een veel grotere eer trouwens is dat ik de “peter” ben van de Dag van de Filosofie.)
onrust
[Noot: tijdens het voorlezen werd het beeld hierboven geprojecteerd. Het is van belang te weten dat het om een bewegend beeld gaat: de slinger gaat mooi heen en weer en de onrust schommelt gestaag ook heen en weer. Klik op de afbeelding om de beweging te zien.]

Het beeld dat u nu geprojecteerd ziet toont een belangrijk, zo niet het belangrijkste onderdeel van een mechanisch uurwerk of horloge: de zogenaamde onrust. Niet alleen houdt het de machine in beweging maar bovendien verleent het aan het instrument een regelmatigheid. Graag zou ik in deze openingscolumn de merkwaardigheid dat dit onderdeel een onrust wordt genoemd willen benutten om gewaagde beelden, analogieën en vergelijkingen te construeren. Zoals het een goed filosoof betaamt zal de occasionele kronkel niet vermeden worden, zullen sommige bochten korter genomen worden dan menselijk mogelijk is en zal de logica krijsend de zaal uitstormen. De voorgaande zin diende enkel om duidelijk te maken dat het goed is om mij niet altijd letterlijk te nemen.

De relatie rust-onrust krijgt dus in het uurwerk een bijzonder intrigerende invulling die ons iets kan leren over hoe wij mensen met dit conceptenpaar omgaan. Zou er geen onrust zijn dan ontspoort het uurwerk. Het rad of het wiel zou op hol slaan en tot destructie leiden. Je kan dus even goed stellen dat het uurwerk onrustig is en dat de onrust precies dient om er wat rust in te brengen. Je zou het dus net zo goed kunnen omkeren: de onrust wordt dan de rust die de onrust, zijnde het uurwerk, tot rust brengt. De onrust doet dat op een bewonderenswaardige rustige manier. Want door het bedwingen van de onrust van het uurwerk moet uitgerekend de onrust van de onrust bijzonder rustig worden. Wat wij dus gangbaar de onrust noemen, moet zichzelf een strenge rust opleggen om de rest, het uurwerk met name, een rust te verlenen die het anders zou ontberen. Zo bekeken, moet de onrust zwichten voor de rust. Of mag ik het zo uitdrukken: geen onrust, geen regelmaat; geen regelmaat, geen tijd; geen tijd, geen maatschappelijke orde. (Ter herinnering: ik zei toch dat ik waanzinnige bochten zou nemen, dit is er één). De onrust vertoont dus de bereidheid om zich te laten temmen om anderen rust te gunnen die ze anders nooit zouden kennen.

Dit is een krachtig beeld als ik het overplaats naar mijzelf (of naar een willekeurige mens, ik sta alleen toevallig hier en nu het dichtste bij mijzelf). Er zit een onrust in mij – en ik mag u verzekeren, dit is een waarachtige uitspraak, rustig-zijn is mij onbekend – maar die moet ik omzetten, transformeren in een reeks van dagelijkse routines die het moeten mogelijk maken dat ik met mijzelf weet om te gaan, maar meer nog dat anderen met mij weten om te gaan. Niets zo bizar voor deze mens die hier voor u staat om een compliment te krijgen over de rust en kalmte die hij soms uitstraalt. Laat ik het zo formuleren: vulkanologen zouden mij graag willen bestuderen in de hoop nieuwe inzichten te verwerven. Maar ik heb bewust de prachtige tijdsindicator ‘soms’ gebruikt. Een vaak gebruikt synoniem is ‘af en toe’ en daar is de regelmaat weer (of beter heen-en-weer) en voor je het weet wil je natuurlijk weten welke onrust ‘soms’ drijft. Of moet ik zeggen: soms ‘soms’, een keer zonder en een keer met aanhalingstekens. Hoort u ook het geluid van de krijsende logica die nu de zaal uitstormt?

Maar ernstig nu. Ik merk dat ik tot nu toe nog geen enkele naam van een filosoof heb laten vallen. Laat ik dat nu meteen doen: Karl Popper. Dat is dan ook geregeld. Maar echt ernstig nu. Een goede vergelijking of analogie moet ook de eigenschap hebben om de verschillen duidelijk te maken tussen wat met elkaar wordt vergeleken. (Zonder verschillen wordt een vergelijking immers een identiteit.) En Popper in het briljante essay, “Of clouds and clocks”, laat zien wat een uurwerk onderscheidt van andere dingen, waaronder mensen. Op uurwerken kan je de allerbeste technologie loslaten en de regelmaat opdrijven tot ongekende (zij het niet onbeperkte) hoogten – mag ik u snel even lastig vallen met de huidige wetenschappelijke aanvaarde bepaling van een seconde? Een seconde is de duur van 9.192.631.770 perioden van de straling die correspondeert met de overgang tussen de twee hyperfijnenergieniveaus van de grondtoestand van een 133 cesiumatoom in rust bij een temperatuur van 0 K (dat laatste is toegevoegd in 1997). Het is maar dat u het weet – maar met mensen wil dat niet altijd lukken. Dus zal in een maatschappij de onrust zich voortdurend manifesteren. Dus kan je er maar beter leren mee omgaan. Klinkt enigszins onrustwekkend maar hoeft dat niet altijd te zijn, met andere woorden, soms wel dus. Want is creativiteit denkbaar zonder onrust? Zonder een doorbreken van de regelmaat die uiteindelijk wel zal leiden tot een nieuwe regelmaat, zonder enige twijfel, maar in de tussentijd slaat het uurwerk toch lekker even op hol. Is dit geen mooie kronkel: romantiek binnenbrengen in een mechanisch object?

Of dwaal ik volledig weg in mijn eigen gedachte-onrust? Wel, het is onwaarschijnlijk grappig maar ten tweeden male komt de taal mij ter hulp. Want hoe heet een onrust in het Frans? Juist een echappement (we gebruiken het woord trouwens ook in het Nederlands). In het Engels? Jawel, een escapement. Beide bevatten dus een verwijzing naar een ontsnapping. Want zo kan je natuurlijk ook tegen het uurwerk aankijken. Het arme wiel zou zo graag willen ontsnappen aan het juk van het echappement maar wordt genadeloos in toom gehouden door de onrust. Het smeekt om bevrijding maar zou die er komen dan draait de zaak de vernieling in. Is het dan een vorm van zelfbescherming? Dat klinkt ons toch ook bekend in de oren: ik houd u in toom want het is voor uw goed. Of wil het echappement zelf ontsnappen? Dat kan natuurlijk ook maar daarvoor zou de ontsnapte zichzelf moeten opheffen of durf ik te suggereren opofferen? Ik denk dat het hier aangekomen een verstandige wending in mijn betoog is om deze nu al verdacht christelijk klinkende gedachtegang niet verder te exploreren. Bovendien ben ik mijn tijd aan het opsouperen. Wat een beeld trouwens: tijd eten!

Laat ik eindigen met een laatste blik op het beeld van de onrust. Ik ben er vrij zeker van dat velen onder u met moeite mijn woorden hebben gehoord, niet vanwege de curieuze wendingen en onverwachte bochten die elke logische samenhang vakkundig om zeep hebben geholpen, maar wel omdat de heen-en-weer gaande beweging van de onrust zo enerverend werkt en dat precies door de regelmaat. Ik durf zelfs meer te beweren: door de quasi perfecte regelmaat (vooral omdat het om een computeranimatie gaat). Daar kunnen wij echt niet mee om en dus is het uiteindelijke besluit van deze korte reflectie dat ware onrust precies is wat we nodig hebben om te ontsnappen aan het dodelijke karakter van de perfectie. Een perfect uurwerk herhaalt de tijd maar maakt geen tijd. En is dat niet wat mens-zijn inhoudt: tijd maken voor elkaar bij voorkeur zonder uurwerk, omdat er toch geen nood aan ontsnappen is?

3.  De verbeelding aan de macht.

(Deze tekst is uitgesproken geweest op de Dag van de Filosofie, gehouden in Gent op 28 april 2018. Ik ben nog steeds “peter” van die dag maar nu tezamen met filosofe Alicja Gescinska als “meter”.  Deze keer ging het ook niet om een openingscolumn maar om een video die de dag door in de Krook kon bekeken worden.)

 
Hoe moet een mens in hemelsnaam beginnen aan een korte reflectie over verbeelding? En, neen, ik ga niet de goedkope truc gebruiken om te zeggen dat het mij ontbreekt aan verbeelding (behalve dat ik het nu toch gedaan heb wat op zijn beurt wel een vorm van verbeelding lijkt te suggereren maar tegelijkertijd ook op zijn beurt niets meer dan een ongemeen flauwe retorische truc is). Maar, zal men mij zeggen, wij weten wel wat verbeelding is, het is de creatieve denkkracht van de mens. Het is verbeelding waarvan Albert Einstein zei dat logica jou van A naar B brengt maar verbeelding overal. Het is dingen verzinnen, bedenken, het is dromen, het is fantasie, ja, is niet alle kunst verbeelding? Heel leuk allemaal en misschien zelfs allemaal waar – behalve die Einstein quote, dat is nogal spijtig om te horen voor iemand zoals ik die zijn leven lang blijkbaar alleen maar van A naar B is geweest terwijl al de rest overal heeft verbleven maar wat men vergeet is dat niet gezegd is dat A en B moeten vastliggen en, als je A en B overal kunt leggen dan is er geen verschil meer, maar goed, ik wilde hierover niet uitweiden en nu heb ik het wel gedaan, mijn excuses – dus ik herneem: heel leuk allemaal en misschien zelfs allemaal waar maar nu hebben we ongeveer alles tot verbeelding verklaard. Want ja, haal er filosofen bij – en op deze Dag van de Filosofie, waar de Verbeelding even aan de Macht mag komen, is het de bedoeling om er zo veel mogelijk bij elkaar te scharrelen in de hoop dat er talloze met ideeën gevulde eieren zullen gedropt worden en vervolgens uitgebroed, kijk eens aan, een rurale metafoor in een stedelijke context, je moet maar durven – dus haal er filosofen bij en voor je het weet is jouw waarnemen en ervaren van de wereld ook verbeelding. Want kunnen wij wel de wereld zien zoals die is? Dat Ding an Sich van onze Köningsbergse Kant (dit was enkel bedoeld voor de alliteratie en niet als een wreed wansmakelijk wrang weetjesvertoon)? Neen dus, wat wil zeggen dat we er ons een beeld moeten van maken en is dat niet precies verbeelding? Maar dan is alles verbeelding en dat helpt ons ook niet vooruit. Opnieuw dan maar.

Waarom niet voor de aardigheid zo elementair mogelijk van start gaan. Stel dat hier voor mij een stoel staat en ik zeg: “Hé, hier staat een stoel!” (met enige vorm van verbazing). Dan zou het vreemd zijn mocht een toehoorder of toeziener opmerken dat ik behoorlijk wat verbeelding heb. Maar had ik gezegd “Hé, die stoel doet mij zo denken aan mijn grote liefde. Haar benen waren even rank als de poten van deze stoel, op beide heb ik mogen leunen wanneer het nodig was en, als ik eerlijk moet zijn, haar zitvlak was even begeerlijk om tot rust te komen”, geef toe, dan zou het zeer gepast zijn om mij te feliciteren met mijn enigszins bizarre maar wel rijke verbeelding. Dit opent een interessante te exploreren weg: verbeelding heeft niet te maken met wat het geval is maar integendeel met wat niet het geval is. Voor ik mijn erotisch getinte uitleg (die misschien wel de aandacht van een therapeut zou kunnen verdienen maar daar wil ik het nu liever niet over hebben) heb geformuleerd, had niemand de stoel op die manier bekeken en heeft men mij gefeliciteerd met mijn verbeeldingskracht. Maar, is de uitleg gegeven, dan houdt de werking van de verbeelding op. Deze uitleg maakt nu immers deel uit van de werkelijkheid en mag ons niet meer verrassen. Behalve dan voor diegenen die deze uitleg voor de eerste keer horen, voor hen zal het opnieuw een knap, lichtjes gestoord tentoonspreiden van imaginatie zijn (synoniemen hebben ook hun bestaansreden en hebben gelukkig zelf ook synoniemen zoals gelijkbetekenend wat synoniem is met synoniem maar dat interesseert niemand en getuigt van weinig fantasie, ik bedoel verbeelding!). Dit alles betekent dus dat verbeelding moet te maken hebben met wat niet is. Datgene dat verbeeld wordt mag er op het ogenblik van de act van verbeelding niet zijn maar, is het er, dan is de rol van de verbeelding uitgespeeld. Hoogstens kunnen we ons proberen inbeelden wat het moet geweest zijn om de verbeeldingsact voor de eerste keer mee te maken. “A la recherche de l’imagination perdue”, als ik Marcel Proust mag parafraseren.

Laat ik daar even dieper op ingaan: alles wat niet is. Domme vraag: hoeveel is dat? Is het niet redelijk om te stellen dat er meer niet is dan dat er wel is? Ziehier een naïeve redenering: alles wat mogelijk is, omvat het oneindige of toch op zijn minst kan er geen bovengrens aangegeven worden. Maar alles wat is, is eindig omdat onze wereld nu eenmaal eindig is. Maar oneindig min eindig is nog steeds oneindig en dat is precies alles wat niet het geval is. Een auteur schrijft in haar leven twintig boeken. Hoeveel boeken heeft ze niet geschreven? Honderd, duizend, een miljoen, …? Hoe dan ook meer dan twintig. Diezelfde Einstein van daarnet bedenkt de vergelijkingen van de algemene relativiteitstheorie waarvan het aantal oplossingen in principe oneindig is en slecht ééntje ervan beschrijft ons universum. Er is dus meer niet het geval dan wel. Het is in die zin dat de verbeeldingsact een zuivere scheppingsact is: het onbestaande wordt omgezet in het bestaande. Is het bestaande er dan moet men onmiddellijk op zoek naar andere onbestaanden maar dat is niet erg want de voorraad is onuitputtelijk. Als dat geen vanuit het negatieve geïnspireerde positieve boodschap is!

In mei ’68 was ik vijftien, te jong om de toestand echt beleefd te hebben, oud genoeg om de sfeer opgesnoven te hebben. “De verbeelding aan de macht” drukt voor mij precies die gedachte uit: zie wat is, verbeeld wat niet is, zet het om in wat zal zijn, maak de wereld rijker en vrolijker voor iedereen. Want bovenal ging het daarom: waarom kan deze wereld geen vrolijke plaats zijn? Het is toch maar een kwestie van verbeelding. Of beeld ik mij dit in?